Het platteland van de Périgord deint vriendelijk heen en weer, zeker voor degenen die ook eens van de grote weg af durven. De kleinere wegen brengen je de rust waar je vanuit het drukke Nederland zo naar verlangt. Je rijdt kilometers zonder een tegenligger tegen te komen, door bossen en langs weilanden. Van het ene dal via een kronkelweg naar het volgende, de ene glooiende heuvel op en dan weer af. Afhankelijk van het jaargetijde kijk je zo door de bomen omhoog naar de top of word je omhelst door het groen. Met ieder bezoek ziet het er net weer anders uit.
Onderweg word je begroet door blaffende honden, wandelt er een kat langs of kijken de grazende koeien je lui aan. Vanaf de schemering kun je als je geluk hebt soms wel een paar reeën spotten. Als ze ergens in een wei lopen, zullen ze je nog gerust even nakijken, maar op de weg zullen ze snel de bosjes in springen. Wij hadden ooit ’s avonds een reetje dat blijkbaar zo verrast was, dat het niet wist wat te doen en gewoon midden op de weg bleef staan.
Ook wilde zwijnen lopen hier in de buurt, maar de enige sporen die we tot nu toe tegenkwamen was een hoop omgewoelde grond in het bos. Jazeker, er kunnen hier truffels gevonden worden. Wie daarin geïnteresseerd is, kan een excursie boeken en samen met een hond op jacht gaan. Naar truffels dus. Wijzelf houden het bij onze motor-excursies, rustig rijden op de heen en weer slingerende weggetjes. Met aan het eind – of halverwege, afhankelijk van waar onze rit deze keer naar toe gaat, een stop voor een lekker ijsje of drankje. Genoeg te genieten, hier.